donderdag 8 april 2010

Verdichtung

'Ik had het zo koud vorige week en toen zag ik de doos met thee die ik van mijn moeder kreeg', zei ze. Het gesprek had niet een bepaald onderwerp en dat is meteen de reden dat het over onze theeobsessie ging. 'Warming Fire, heet het en het voelde zo perfect'. Met twee smileys probeerde ik haar te doen beseffen dat ik precies wist wat ze bedoelde. 'Die gekke thee moet je maar eens komen proberen'. Ze snapte dat ik wist hoe hij moest smaken.

Soms hoor je een naam of een zinsnede en dan voel je. De naam van de thee geeft me een warm, gloeiend gevoel. Oké, dat klinkt cliché, de naam zegt eigenlijk al dat het smaakt en proeft alsof je voor een brandend vuur zit. Je voelt echter niet een brandend vuur als je voor een brandend vuur zit: je voelt anders. Probeer dat anders maar eens te verwoorden als je het voelt.

Probeer het uitgeblazen kaarsje eens. De geur daarvan associeer ik met haar theesmaakje. Een uitgedoofd lontje is als een stukje vergaan geluk. De geur is warm en zwaar, haast melancholisch. Het is alsof je wakkerschrikt met een boek in je hand en beseft wat je als laatst gelezen hebt - en dat je geslapen hebt. De geur vreet aan je, geeft je een nasmaak. Het is een geur van angst en verlaten, van wanhoop en passie; hij laat je niet met rust, achtervolgt je, maakt je paranoïde, maakt weemoedig.

Soms zie je iets of loop je ergens en dan kun je ook voelen. Laatst liep ik naar het Nieuwe Luxor en toen bekwam me een gevoel. Het was een combinatie van factoren die daar de oorzaak van waren: de zilte zeelucht, de ijzige koude, de doodse stilte met een ruis van stadsmuziek die het lichaam doorsnijdt waar de wind zich niet liet voelen, gedoofd licht, romantische stenen en een heldere hemel van donker en wit. Achter me hoorde ik muziek spelen, voor me zag ik de Erasmusbrug verlicht door de wegstervende autolampen.

Plots miste ik iets. Het was alsof iemand mijn buik vastpakte en ermee ging spelen. Iets maakte me zenuwachtig en er verscheen een lach op mijn gezicht. Even bestond niets anders dan de plek waar ik was. Even wist ik alleen maar dat ik met jou wilde zijn. Er bestonden plots geen bezwaren meer waarom ik niet bij je kon zijn of waarom ik niet goed genoeg zou zijn. Mijn telefoon rustte in mijn hand: ik moest en zou je bellen, dan zou ik het schreeuwen. Nu dan, eindelijk. Alle eerlijkheid en liefde hadden zich verenigd in mijn vingertoppen toen ze jouw naam zochten in mijn telefoonlijst.

Achter me toeterde een auto. Mijn telefoon liet ik vallen. Evenals mijn moed jou te zeggen wat ik voelde. Helaas.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten