woensdag 7 april 2010

Hopeloos

Lang staar ik naar Meneer Aardappelhoofd voor ik besluit dat het nu toch echt tijd is voor het avondeten. Mijn zusje wist de bril op de neus te zetten, de hoed op het hoofd en de linkerarm aan het lijf te pluggen, maar hield het voor gezien toen de oren geplaatst moesten worden. Het is een misbaksel, maar ach, haar duplo-speeltjes vallen erbij in het niet. Met enige tegenzin ruimt ze haar speelgoed op en, zoals gewoonlijk, bij het laatste restje moet ze mij testen. 'Jij opruimen, hoor, ik ben moe!' zegt ze stellig met haar handjes in haar zij, terwijl ze haar hoofd laat knikken op het ritme van de langskomende metro. 'Ik tel tot drie, Cher, dan is het klaar!' probeer ik. Mijn pogingen worden weggewuifd door de simpele oplossing van mijn zusje: zelf tellen. Een enkel moment probeer ik mijn stem te verheffen. Haar onderlip begint te trillen zodra ik mijn boosblik opzet en mijn mond open; ik sluit mijn mond en geef haar een knuffel, onweerstaanbaar is ze. 'Je bent een ondeugend kippetje', probeer ik. 'Ik ben niet kip, ik ben schaap'.

Snel loopt ze richting de bank en gaat zitten. Natuurlijk op de plek waar ik gebruikelijk zit, want het schijnt genetisch bepaald te zijn dat zusjes hun broers pesten. Snel hapt ze het schotelprutje weg om te beginnen aan haar Nanoontje - nee, noem het vooral geen Danoontje want de discussie win je niet. 'Niet die zien, die kijken, Ikkie', kan ik maken van het yoghurtgegorgel en de halve woorden.

Op teevee verschijnt Philip Freriks in een iets te klein pak met streepjesshirt en een das waarvan zelfs mijn dode voorouders zouden schrikken. Net wanneer mij duidelijk wordt dat de zigeuners niet zijn omgekomen in verwoestende wateren en stukmakende modderstromen, besluit mijn zusje dat de aap die zojuist verscheen in het volgende item een koetje is. 'BOEEEEEEE', klinkt het vanaf het slijmgroene Ikea-krukje. Als ik in al mijn meegaandheid wil toevoegen dat het dan wel een erg lelijk koetje is, ben ik 'domme, domme Nikkie'. Het dier was geen koe, natuurlijk, het was een aap. 'Kijk maar, 'oor, hij doet oe-oe, is een apie', schreeuwt mijn zusje terwijl ze heftig met haar handen haar oksel probeert te kriebelen op het ritme van haar ge-oe.

De verslaggever vervolgt een van zijn zinnen op een hakkelende wijze: 'de bewoners hebben allemaal zoiets van dat de overheid ze nu erg in de steek laat staan, met name het gemeentebestuur dat beloofd had dat er veranderingen zouden plaatsvinden'. Plots wordt de wereld opgenomen in dat enkele zinseinde en rijst bij mij de vraag waar deze journalist zijn taalkennis heeft verworven. "'Had zoiets van' kan niet, 'met name' is foutief gebruikt en je doet ook nog eens een contaminatie aan het rijtje toevoegen, om niet te spreken over de volgorde", roep ik in gedachten uit. Hij maakt zijn verhaal af en de afgrijselijke das verschijnt weer in beeld.

'Ikkie, ik wil niet meer Nanoontje, ik wil melk'. De melk verdwijnt zo snel als ik het ingeschonken heb in het afvoerputje van de gootsteen: mijn zusje heeft naar eigen mening nooit om melk gevraagd. Ook hier roep ik vanalles in gedachten. Waarschijnlijk zou het net zoveel uithalen als wanneer ik de journalist op zijn fouten zou wijzen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten