maandag 12 april 2010

Betovering

Ik adem haar. En verder moet ik toegeven dat ik in een verwachtingswereld leef. Zwevend, tuimelend en haast zwenkend vlieg ik op een Perzisch toverkleed door mijn wonderse wereld waarin liedjes het antwoord geven op prangende levensvragen; filmscenario's de doorslag geven als ik zelf even geen keuze kan doen; en ik nog altijd verwacht dat ik vanuit een ivoren toren de liefde kan beamen. Zo beginnen alle mensen plots te dansen als ik me vrolijk voel, en staren ze me raar na als ik me wat minder voel, maar altijd onder epische muziek die door mijn oordopjes knalt.

Of minder epische muziek, want ik moet tevens toegeven dat ik de meeste Nederlandse hiphop woord-voor-woord kan meerappen, ik veel te fijn dans op al dan niet slechte Latino-klanken en al te graag opsta met de Breakfast top-nog-wat. Ik sla de krant open, maar lees net zo lief iets compleet randoms op internet, post iets over rainbow-farting pony's op facebook en check de laatste de-teevee-draait-door. Op teevee kijk ik net zo lief naar Nova, als naar het volgende gefaalde topmodel, bash ik Britney Spears of kijk ik hersendood naar jonge Ibex-geitjes die van een berg leren afdalen. Wie mijn favoriete kunstenaar is? Vast niet Basquiat, Laurie Anderson of Ari Marcopolous, Vincent van Gogh of Damien Hirst. Wat mijn favoriete artiest is? Vast geen The Bird and the Bee, Angus and Julia Stone of Sia, Yeah Yeah Yeahs en CSS. Wat mijn favoriete film is? Vast niet 'Rear Window', 'Cidade de Deus' of 'To Kill a Mocking Bird'. Ik doe niet aan hokjes - gewoon omdat het kan. Ik voel. En dat is dat. Als ik iets leuk vind, dan is dat niet iets wat ik zou moeten toegeven, maar iets waar ik trots op moet zijn. Ik lees net zo lief Dan Brown, als Marquez, Reve of Eco. Werk mezelf briljant in studie, en vervolgens hersendood in een koffietent.

En daarom adem ik haar. Samen met haar is alles net ietsje mooier. Zowel het hoogculturele, als het verderfelijke. Als ze haar hoofd neergeslagen heeft, en me met haar kinderlijk doortastende, diepbruine ogen toch blijft aankijken, wil ik haar mijn hand toereiken en vragen of ze me wil vertrouwen zodat ik haar zal leiden door een wereld waarin je zorgen snel vergeet, en toch je horizon verbreedt. Want zij maakt alles bijzonder en ik ben blij dat ik met haar mag lopen. Met haar zijn is totaal willekeurig, leidt dan weer naar iets heel dieps, en maakt me bewust van alles om me heen.

Het ironische wil, dat ik door het leven in mijn sprookjeswereld soms even vergeet te kijken naar het geluk dat ik met haar heb. Dat zij als een Jasmine alles even subliem maakt, en het met haar evengoed voelt als zitten naast die leuke jongen bij die ene film waaronder hij net wat meer naar je toeschuift en dat jij dan helemaal begint te gloeien vanbinnen. Soms moet ik even weg uit mijn verwachtingswereld waarin ik alles wil delen met Meneer Perfect, om te zien dat ik mijn echte wereld deel met een van de perfectste personen op aarde. En dat is een fijn besef, dat wanneer ik iets opnieuw definieer, toch alles blijft bestaan uit Disney-liedjes, Efteling-gevoelens en 'Love Actually'-momentjes. Zij heeft me betoverd, en ik heb niets liever.

donderdag 8 april 2010

Stuiterbal

En zo stuiter ik door het leven. Altijd naar voren in gebeurtenissen, altijd achteruit in gevoel. Als de Cheshire-kat in die wonderlandhoed, zit ik vast in een doordenderende auto. Enge situaties of gesprekken, dan sluit ik mijn ogen, en kan ik de remmen niet meer vinden. Wat als straks blijkt dat ik niets kan? Wat als ze me straks stom vinden? Wat als ik alles verlies wat ik heb opgebouwd? Wat heb ik uberhaupt opgebouwd?

Van nature ben ik bang om dingen alleen te doen, of geen erkenning te krijgen voor wat ik dan wel doe. Het is mijn leven, dus waarom zou ik daar eigenlijk om moeten geven? Je weet nooit, het zou tof kunnen zijn. Je weet nooit, grijp een kans en het zou kunnen groeien. Ach, als een echo herhaal ik mezelf. Ik weet alles zo verdomde goed, waarom sta ik dan stil?

Geboren om te bloeien, gebloeid om te verwelken. Mijn moment raakt op. Het leven is kort en ik kan zoveel. Dat is wat ze zeggen. 'Je bent getalenteerd', 'je bent zo'n leuke, charmante jongen dus kop op nu', 'wees maar trots op jezelf, er zijn er niet veel als jij'. Ik geloof het niet. Maar wat wil ik veel. En jeetje, ik ga dat ook allemaal bereiken. Want ik kan het.

Doen!

Kippetje

Je slaat klassen over, kunt memory spelen in het Engels en vast al tellen in het Spaans. Je bent mooi, altijd vrolijk en heerlijk hysterisch. Je hebt al het geluk van de wereld, de liefste ogen die me doorgronden en de grootste mond die ik kan hebben. Want je bent tegelijkertijd een etter. Je pest me, bent irritant en uitzonderlijk vermoeiend. Maar god wat houd ik van jou.

Ik kan niet omschrijven hoeveel ik om je geef. Mijn kippetje. Mijn kleine grote meis. Ik studeer om te werken om jou te geven. Ik wil je verwennen, het grootste geluk van de wereld geven om alle kansen voor je open te laten. Ik fiets dronken tegen palen, begin met roken en probeer alle shit te verwerken die ik tegenkom. Opdat ik jou op een dag mag zeggen wat je wel en niet kunt doen. Om me te ergeren aan je keuzes, je vriendjes af te keuren en je kleding te sexy te vinden. Zodat jij me kunt haten, me mag uitschelden om vervolgens van me te houden.

Want je bent het allerbelangrijkst. Zeven foto's verspreid over mijn kamer mogen me terugbrengen naar de tijd dat ik je voorzichtig in bad deed, je urenlang door de kamer tilde tot je stil werd en wilde slapen, iets te hard met je stoeide tot mama door de kamer gilde dat er iemand zou gaan huilen. Naar de tijd dat ik 's morgens veel te vroeg naast je zat op de bank om ruzie te krijgen over welk tekenfilmpje we gingen kijken, wie waar mocht zitten en dat je een boterham moest eten. Naar de dagen dat je op je slijmgroene Ikea-kruk mij de les las dat het 'nanoontje' was, ik je zei dat die laatste hap er ook in moest en dat ik je beloofde samen naar die film te kijken. Ik je meenam naar de bios en uit eten, we samen uitbundig alle K3 liedjes meezongen en jij je afvroeg waarom ik haartjes op mijn borst had en jij niet. Dat je op mijn buik in slaap viel, tussen mijn benen op de bank eindelijk rustig werd en je op mijn hoofd door winkels wil lopen.

En nu? Je rijdt paard, je danst van jazz tot hiphop, hebt negenhonderd vriendinnetjes en bent het lievelingetje van iedereen die je tegenkomt. Ik weet dat je feestjes hebt, dat je rekenen kunt en dat je al wat namen kunt schrijven. Dat zie ik op tekeningen of hoor ik van mama. Maar ik zie je te weinig. Zo nu en dan zoek ik jou op, of kom je naar mijn werk. Dan zijn de eerste minuten onwennig, knuffelen we veel te hard en moet ik drie keer vragen om een goede kus. Een natte, zoals alleen jij die kunt geven, met je kleine armpjes om mijn nek en de benen om mijn middel die me samenknijpen. Je wordt lang en zwaar, groeit en bent nu een echte meid. Bellen doe je niet. Dat weiger je. Toch kan ik huilen als ik weet dat je tegen iedereen die het wil horen over mij praat. Dat je dan zegt dat ik je grote broer ben en dat je ruzie maakt met hen die zeggen dat ik niet van jou ben. Want ik ben van jou en niemand die daar tussenkomt.

Alleen ik. Ik doe te weinig voor je, ben er niet vaak genoeg bij en ben afwezig op belangrijke momenten in je leven. Maar dan, ik ben je grote broer en jij mijn kleine zusje. Het hoort vast zo; als ik er niet ben, heb je altijd mama en oma nog. Maar dan, door alle momenten uit jouw baby- en peuterjaartjes, de dagen dat ik voor je zorgde als mama druk werkte of haar welverdiende rust pakte, die hebben ervoor gezorgd dat ik je koester op een manier die veel dieper gaat. Ik voel me verplicht te zorgen dat jou niets overkomt, ten koste van alles, ten koste van mezelf. Want god, wat houd ik van jou.

Je wordt binnenkort vijf. Het cadeautje ligt klaar, net als die van Sinterklaas en de Kerstman. Maar die doen er niet toe. Wat belangrijk is, is de belofte die ik maak dat ik er voor je ben en je alle vrijheid en het leven garandeer. Niemand die daartussen zal staan. Mijn kleine kippetje. Mijn kleine grote meis. Mijn zusje. Mijn Cherryl, jouw Nicky.

Typisch

Hier zit ik dan. Op mijn bed liggen twee opengeslagen Winq's, de teevee staat aan met het geluid uit, ik geloof dat ik 'La vie en rose' op heb gezet toen ik 'The break up' zat was, uit de luidsprekers op mijn bureau komt een melancholische ballade van Nina Simone en ik ben panisch aan het kijken naar mijn msn-lijst of hij nog online is. Hier zit ik dan. Al een week zie ik op tegen dit avondje alleen. Zo, zonder aandacht van wie dan ook dan mezelf, zonder duidelijk doel of lastige opdracht. Vrij. En daar zit ik dan. Met al mijn vreselijke gedachten, mijn oneindige rusteloosheid en mijn razende gedachten. In mijn hoofd speelt een afspeellijst van muziek te luisteren, films te kijken of boeken te lezen, en de emoties die erbij horen. Ik probeer een keuze te maken tussen de verschillende emoties; wat wil ik vanavond voelen en wat vooral niet. Voor ik vergeet. Alles herleven en herdenken. Vluchten. Ik zet alles uit en ga in het donker zitten met mijn ogen dichtgeknepen. Nu.

Ken je dat gevoel van vroeger toen je in bed lag, je ogen stevig dichtkneep, zo hard dat je wangen bijna je wenkbrauwen aanraakten en je mondhoeken werden teruggetrokken tot aan je oren, en in het donker van je oogleden allerlei figuurtjes zag? Het is een gevoel dat me nog het meest doet denken aan de val van Alice naar Wonderland. Zo'n duizeling, alsof je in slaap valt en je ervan bewust bent, je heel klein bent temidden van een hele grote wereld die ieder moment op je kan instorten. Typisch.

Oke. Denk na. Wat gaat er door mijn hoofd?

Frustratie. Van de trein op zondag. Met oude mensen die een dagje uitgaan. In van die vreselijke wandelkleren, bestaande uit pastelkleurige vestjes over witte bloesen, vreselijke afritsbroeken, sandalen met de bijbehorende grijze, al dan niet geitenwollen sokken en veel te grote rugtassen - met daarin een waterflesje in aluminiumfolie. Of schreeuwende kinderen, met vaders die hun gezin alleen op zondag zien en bij God niet weten wat ze moeten doen als hun kind iets anders doet dan slapen. En moeders die daar dan weer niet mee kunnen omgaan en zich vreselijk gaan zitten ergeren aan hun Jan, Henk of Jaap-Willem. Of kinderen die vreselijk brutaal zijn, die dingen doen waarvoor ik allang een coupe verder had gelegen, maar waarvan de moeder het allemaal wel schattig vindt en naar je gaat zitten lachen, alsof ze wil zeggen: 'ach, is mijn kind niet geweldig kind-erig?' Mensen die vreselijke geluidjes maken; irritant angstvallig naar hun reisplanners gaan zitten kijken of ze wel in de juiste trein zitten en voorspellen op welk perron ze aankomen; mensen die met elkaar bediscussieren wie van hen vooruit mag rijden; en mensen die zich hardop indirect ergeren aan openstaande raampjes of harde muziek. Sowieso mensen die praten over zichzelf in termen van mensen: 'Er zijn hier mensen die willen slapen'. Of mensen die praten over mensen in termen van mensen: 'Bepaalde mensen denken dat het hier normaal is om zo hard muziek af te spelen'. Als je iets wil, denkt of moet weten, wees dan direct.

Nu de gebruikelijke dagfrustratie eruit is, kan ik helder overzien wat me nu precies zo dwarszit met dit avondje alleen. Mijn ogen zijn tijdens het dwalen van mijn gedachten richting mijn dichtgeslagen laptop gegaan en ik merk dat mijn handen neigen het onding open te doen om wederom, voor de twintigste keer in de afgelopen tien minuten te kijken of hij online is. Welnee, ik ben niet obsessief. Geweldig. Hoe kun je verlangen naar iets dat zo niet goed voor je is gebleken. En wat wil ik dan? Wil ik hem en zijn karakter, of de afleiding die hij brengt, de liefde die hij geeft. Is het als Ben&Jerry's nemen tijdens de film om iets zoets te hebben, of omdat B&J's simpelweg het meest goddelijke zoet op aarde is? Alleen zijn is vreselijk stom. Is het niet omdat ik dan al mijn zorgen onder ogen moet komen, is het wel omdat ik gewoon alleen ben.

Ik dwing mezelf mijn ogen net zolang dicht te knijpen tot deze dag voorbij is. Kijken hoe lang ik het volhoud zonder mijn laptop open te slaan, met hem te gaan praten en een grove fout te begaan.

Lastig

Koele lucht stroomt door het raam over mijn borst. Ik lig nu al ongrijpbare tijd wakker als dag en nacht en ik daartussen. Heel alleen, maar naast mij in verbeelding ligt hij. Ik huiver, krijg het koud. Mijn ogen dicht, zijn lijf verwarmt me. De wind blaast opgebrand wierook door de kamer. Het doet me denken aan iets uit zijn laatste sms'jes - dat het zand was gaan liggen in een begrijpelijker patroon. Zweverige bullshit. Uiteraard. Alsof dat antwoord is op de vraag 'hoe het gaat'. Alles komt nu neer op zijn donkere voorkomen, zijn heldere ogen of de kwaliteit eindeloos te kunnen vertellen over zijn verre reizen naar een of andere Zuid-Amerikaanse uithoek.

Maar nu, zo hier, mijn kussen zacht, bang van komen en jouw gaan, lijkt alles toch heel mooi. Mooi, alles is mooi. Mooi is het licht, mooi is het donker. Mooi is de waarheid, als zij niet klinkt als een leugen. Mooi zijn de mensen die komen en gaan, als zij geen spijt hebben. Mooi is de lach. Mooi waren jouw woorden. Wij lopen voort, zonder een woord naar een leven in de verte. En ik weet, het zijn gesprekken met mezelf en niet met hem. Jouw wereld draait door en het zal je niet deren dat ik daaraan geen deel meer heb, terwijl ik als geen een je liefheb. Zo lig ik hier alleen.

We zien elkaar nog terug, dat weet ik zeker. Maar dat doet er niet toe. Ik moet eerlijk zijn. Jouw gezicht, jouw lijf, of jouw verhaal, wat ik ook bij je vond, is de invulling van waarnaar ik smacht: liefde. Alles wat ik wil is liefde. Als een verslaafde grijp ik alles aan om bevestiging te krijgen van mijn kunnen en bestaan. In mijn onzekerheid is alle aandacht genoeg. Ik noem het niet wanhopig. Het is het bestaan bij gratie van anderen. De vorige is altijd de beste, de volgende altijd de engste en ondertussen groei ik en word ik volwassen van hun zoen en aanraking. Nog meer jij is fantastisch, maar nog meer hij is evenzo. Ik noem het willekeurig, als hij maar goed genoeg is.

Ik knijp mijn ogen dicht. Het besef dat ik makkelijker ben dan ik ooit durf te geloven maakt me bang. Toch klopt het, en dat is niet erg. Logisch zelfs. Uit mijn kast pak ik het sprookjesboek van mijn oma en steek wat kaarsjes aan. Hopeloos romantisch blader ik door het boek dat bolstaat van ware liefde, gelukkige eindes en hoe geluk afhangt van noodlottige omstandigheden. Van hoe iemand alleen gelukkig kan zijn als hij liefde heeft. En dat is alles wat ik wil. Thuiskomen en andere kleding dan de mijne vinden, een luchtje herkennen dat me doet denken aan het eindeloze struinen door de Efteling, samen koken en dingen doen zingen. Het maakt me niet uit met wie, maar ik voel dat ik het nodig heb.

Met een klap belandt het boek onder mijn kast als ik het van mijn bed op de grond laat vallen. Hoe kan ik zo oppervlakkig zijn te denken dat ik besta door een jongen als jij. Ik heb ook wat te bieden. En liefde. Vrienden. Werkelijk. Zonder hen was ik niet, want dankzij hen ben ik ook als jij niet bent of hij niet is. Van hen houd ik. Mijn hoofd vindt de warme plek op het kussen en met een laatste zucht zie ik het gezicht van twee van mijn beste vrienden nog ergens in de verte. Ik heb lang niet zo lekker geslapen.

Jij

En dat ik niet weet wat ik moet doen, is nieuw. Het zou kunnen beginnen met dat ik sinds kort geloof dat je soms niet anders kunt dan heel hard toerennen naar degene bij wie je het liefste bent. Volgens mij ben jij dat. Want zoals jij keek toen ik keek, was als een blik van mensen die eventjes alleen voor elkaar bestonden. Dat jij daar stond omdat ik je daar wilde zien en dat je de rest van mijn leven overal zou zijn waar ik was en andersom.

Met die blik als kracht, zou ik je dan zeggen dat het allemaal een vergissing is - dat wat je me verteld hebt niet waar is. Soms vinden mensen elkaar inderdaad niet leuk en klikt het niet, soms lopen mensen elkaar voorbij en zien ze de ander niet. De onuitgesproken gedachtes van jou dat het niet klikt, of dat ik je type niet ben en misschien niet kan voldoen aan het beeld van vriendje, dat maakt het bijzonder. Heel de wereld is vol van niet-types, maar bij mij denk je het en de rest loop je voorbij. Je zit in mijn hoofd, onder mijn huid en ik raak er al mijn kracht door kwijt. Ben onzeker en ik snap er niets van. Die blik. Die ogen. Die lach. Nee, er is iets. Niet echte liefde of een vaste relatie, maar iets dat ons de kans geeft te kunnen groeien naar iets waarover lieve meisjes in bloemjurkjes fijne liedjes schrijven. Ik ben verloren in jou.

Je zou dan antwoorden. Dat je wil dat ik je hand vasthoudt, dat we samen filmkijken en lachen, de zon wegdansen en het donker wegpraten onder het genot van jouw rum of mijn rode wijn. Maar dat je het allemaal niet weet. Dat je het moet laten bezinken. Je zou me willen vertellen dat je te veel leven door je aderen hebt stromen, dat verloren gaat in het voelen van echte liefde en een echt huis. Dat je niet dood wilt, maar ook niet echt gek bent op het leven en dat je voor je verliefd bent jezelf voorbereidt op het afscheid. Je zou me duidelijk willen maken dat je jezelf door al dat denken schrik aanjaagt, op de vlucht slaat en voor je aankomt waar je heenrent, jezelf al ziet aankomen. Want je bent bang om vast te zijn. En ik wil niet vast zijn, maar genieten van het feit dat het kan. Naar jou kijken en niets denken, alleen voelen.

Laat me niet los op het moment dat je me omarmt, zou ik willen gillen. En op zo'n moment zou het regenen en dan is het fijn dat regen de tranen in mijn ogen niet toont. Alsof zoiets fijns ooit iets kan goedmaken aan de pijn van de situatie. Je zou de tranen niet zien, of dat ik blijf kijken als je wegloopt. Tot ik je alleen nog maar hoor in de echo's in mijn hoofd, en ik herinner me dan ieder woord dat je hebt gezegd. En in de gesprekken die zich in mijn hoofd blijven afspelen groeit de onzekerheid: waarom wil je niet, waarom kan het niet. Heb ik het dan fout gezien, ben ik zo dom en heb ik alle tekens verkeerd geïnterpreteerd? Zei je het een en bedoelde ik het ander?

Maar nu ben je weg. En je zult nooit de mijne zijn. Maar nu ben je weg en weet ik niet of ik voor je moet vechten of je moet laten. Heb ik me inderdaad vergist in je ogen en moet ik het laten of was er iets die avonden dat mijn leven moest veranderen en moet ik voor je vechten? Welk deel van jou heeft me overspoeld? Want als ik mijn ogen opendoe, dan ben je er niet, maar als ik mijn ogen sluit ben je overal. Zelfs nu nog. Na dat bezinnen van jou. Dat twijfelen van mij.

Lopen op een droom. Ach, gitaarliedjes zoals lieve meisjes in bloemjurkjes zingen. Ik in jou zak, zoals buma in zijn zak. Dan snap jij wat ik bedoel. En dan kan ik eindelijk normaal doen, nu al die pubermeisjesonzin er dan eindelijk uit is. God. Wat doe je met me?

Walsen

En toen had ik het. Of nee. Daar ging het alweer. Maar ik wist dat ik het voor eventjes had! Trots keek ik naar de vrouw achter me. Op de grond had ze haar mandje staan; melk, tandpasta en een pakje inlegkruisjes lagen netjes gerangschikt op een doos cornflakes. Ik besefte me dat ik er net iets te gebiologeerd naar had staan kijken, want voor me was een gat ontstaan van mensen die daar eerst stonden maar nu weer een stapje dichter naar de kassa waren gekomen. Want zo gaat het: twaalf ah's in Utrecht, elk met tien kassa's, vaak twee achter elkaar en nog begint de rij vaak bij de vleeswarenafdeling. Rijstaan is een traditie die bij het boodschappendoen hoort.

Ja. Nu heb ik het echt. Ik ga het nu onthouden. Een vrouw met een blauw hoofddoekje en een ah-overhemd schiet langs me en opent een tweede kassa achter de kassa waarvoor 'mijn' rij staat. Oke. Dit is dus overleven in de grote stad: in enkele seconden besluiten wat fatsoen is en wat je nu gaat doen. Traditie in het supermarktfenomeen 'rijstaan'. Neem je risico en schiet je naar de tweede kassa, besluit je saai en degelijk dat er maar één rij is en dat de eerste in de rij mag kiezen naar welke kassa hij loopt of blijf je simpelweg afwachten? De vrouw achter me wist wat te doen en schoof met haar voet het mandje richting tweede kassa. Met een lach keek ze om, alsof ze wilde zeggen dat dit haar wraak was voor mijn onuitgesproken kritiek op haar boodschappenindeling. Ze gromde iets, griste haar bonuskaart en bon uit de handen van het timide kassameisje en pakte haar boodschappen in een bloemetjestas. De kassa was weer vrij. Weer de staat van dubio: wat te doen? Zweetdruppels liepen langs mijn voorhoofd, mijn hart ging sneller kloppen en mijn handen balden zich tot vuisten. Ik stormde naar de kassa en nog voor mijn pastaingrediënten en noodzakelijke anderhalve liter cola-light op de band lagen, excuseerde ik mezelf. 'Ja, ik heb gewacht, maar niemand liep hiernaartoe. Dat snap je toch niet. Dan is er een kassa vrij en kijkt iedereen zo chagrijnig en dan neemt niemand initiatief', probeerde ik. 'Uh', was het antwoord van de supermarktmoslima. En met die 'uh' begreep ik dat ik iets had onthouden dat ik nu weer kwijt was.

Het heeft een week geduurd voor ik het weer wist. Het kwam niet spontaan, maar het was er wel. Zo. Ik geloof door iets dat ik voor mezelf kocht. Kijk. Soms heb ik de niet echt mannelijke drang naar chickflicks als Alles is Liefde en Love Actually. Die kijk ik dan met een van mijn veel te hippe tjikkies met veel te veel ongezonde troep als Maltesers of Ben&Jerry's. En soms, dan kijk ik ze als ik er gewoon even behoefte aan heb. Zo zit in 'Love Actually' een scène van een galerie-eigenaar die met borden aanbelt bij het huis van zijn beste vriend om daar, in de deurpost, de liefde te verklaren aan het personage van Keira Knightley op wat kerstmistgezang uit een crappy draagradio. Zo lief. Het maakt niet uit in welke stemming ik ben, als ik die scène zie kan ik even breken en is het mijn momentje. Dus ik kocht Love Actually. De kreet van de film is dat liefde, uiteraard, overal om ons heen is ('Love is actually all around'). Nu is dat natuurlijk van dat bijbelse gezwets, maar als je daar het Alles is Liefde-motto ('Iedereen wacht op de ware. De vraag is: wat doe je in de tussentijd?') aan toevoegt, krijg je wat ik al die tijd niet doorhad. Het gaat er niet om dat het er nu is, maar dat het ooit toch wel komt.

Het was in die rij, tijdens het voordringen en vooral tijdens de film dat ik bedacht dat onze zaken onafgemaakt zijn - telkens belanden we in eenzelfde cirkel en niemand van ons neemt een volgende stap of zegt dat het nu dan eindelijk eens afgelopen moet zijn. Of eigenlijk zetten we wel stappen in een dans die nooit ophoudt op een lied dat zich telkens herhaalt. Une valse à mille temps, een wals van duizend maten. Dat is wat we doen: we walsen en we weten van onszelf en elkaar niet waar we zijn begonnen met dansen of welke pasjes er al gezet zijn. We weten dat het ergens naartoe werkt en doen vrolijk mee, maar ooit zijn de maten gespeeld. Daar wil ik niets mee zeggen, het is geen oordeel en het is absoluut geen wanhoop. Het is meer de constatering dat jij en ik een traditie zijn die bij mij hoort - en tradities doorbreek je nu eenmaal niet.